Toos Hagenaars-van Mierlo (Venlo, 24 augustus 1932) , Nederlandse beeldhouwer en tekenaar heeft samen met haar echtgenoot Cornelis van Mierlo de bundel “Gezichten en Gedichten” uitgegeven. Toos Hagenaars is het oudste lid van de Groninger kunstkring De Ploeg en studeerde van 1956 tot 1962 aan de Academie voor Industriële vormgeving en van 1983 tot 1984 aan de Academie Minerva in Groningen. Zij was actief als tekenares en beeldhouwster. Toos won in 1980 de Publieksprijs Groningen Monumentaal voor het beeld Tula. Volgend jaar zal deze weer in het licht staan in verband met het Herdenkingsjaar Slavernijverleden.
Toos Hagenaars heeft naast haar beeldhouwwerk veel getekend. Zij werd in haar vroege jaren door Johan van Zweden, kunstenaar te Arnhem, aangemoedigd door te gaan met haar kunst. Na Curaçao in Suriname en daarna op al haar reizen legt ze in een paar seconden de emotie van de mensen vast op papier. Zittend op een krukje op de markten, straten en in tehuizen, met een klein krijtje tussen haar vingers wordt ze één met het moment. Ook theaters zijn een gewilde plek om te tekenen. De spelers worden gevolgd door het krijt. Cornelis schrijft tijdens de voorstelling in het moment de gesproken tekst erbij. Zo werden de tekeningen sprekende gezichten. Door haar pijnlijke artrose vingers heeft Toos al enkele jaren afscheid moeten nemen van haar werk als kunstenaar. Niettemin zijn deze tekeningen deel van haar ‘ik-zijn’.
Cornelis van Mierlo, onderwijskundige met een voorliefde voor natuur en cultuur, maakte in zijn jongensjaren op de kweekschool te Roermond kennis met poëzie. Hij las voor en begon zelf ook gedichten te schrijven. En zo kreeg de liefde voor taal gestalte. De laatste jaren schrijft Cornelis midden in de nacht gedichten op papiertjes. Hij noemt ze “Saterfluimen”.
Het eigenzinnig echtpaar delen in dit boek hun lust en hun leven: de verwondering voor natuur en mens. De getekende gezichten op markten, in tehuizen en theaters van Toos en de in de gebroken donkere nachten geschreven gedichten van Cornelis staan los van elkaar in het boek maar zijn verbonden door de kaft. De lezer wordt uitgenodigd om dit boek af en toe te openen en zich te laten meevoeren in een wereld van expressieve portretten en rake, ontroerende poëzie.