“Kunnen we koolhydraten gebruiken om toe te passen in producten, zoals we zetmeel kunnen gebruiken om lijm te maken?” Het is één van de vragen die Gert Jan Euverink, professor Bioproducts and Biotechnology in relation to Biobased Economy bij Rijksuniversiteit Groningen (RUG), stelt in zijn onderzoek naar nieuwe toepassingen voor koolhydraten. Het onderzoek vindt plaats in samenwerking met overheden en marktpartijen, een steeds vaker voorkomende vorm.
Euverink benadert onderzoeksvragen vanuit de biotechnologie en microbiologie: hij werkt veel met bacteriën. “Wij hebben wel anderhalve kilo bacteriën in onze darmen. Bacteriën kunnen ons immuunsysteem aantasten of versterken, met voeding kunnen we onze gezondheid en de aanwezigheid van goede en slechte bacteriën beïnvloeden. Bacteriën eten koolhydraten die wij zelf niet goed kunnen verteren, maar die wel terechtkomen in onze darmen. In de darmen wordt gemodificeerd zetmeel door enzymen afgebroken tot suikers, bacteriën gebruiken die suikers om te groeien. Tegelijkertijd maken ze zuren aan die een positieve invloed hebben op ons darmsysteem. Samen met Avebe en Friesland Campina doen we onderzoek naar koolhydraten die niet zo snel afgebroken worden en naar goede bacteriën die voedsel ‘opeten’ in onze darmen, op dusdanige wijze dat ziekteverwekkende bacteriën zichzelf niet kunnen handhaven in onze darmen”, legt de professor uit.
Toegevoegde waarde
Slechte bacteriën krijgen dus geen kans, dankzij de inzet van de goede bacteriën. “Voor bedrijven als Avebe en Friesland Campina is dit interessant omdat we samen kunnen uitvinden hoe we deze goede koolhydraten kunnen toevoegen aan voedsel. De bedrijven leveren goede producten, maar willen graag méér doen. Wat als je, in het geval van Friesland Campina, meer kunt verkopen dan alleen zuivel? Wat kunnen we doen om producten te maken met meer toegevoegde waarde, zodat je als bedrijf minder afhankelijk bent van marktinvloeden. Vroeger was bijvoorbeeld wei, de vloeistof die ontstaat door het stremmen van melk, een afvalproduct. Tegenwoordig maken zuivelbedrijven meer winst met eiwitten vanuit wei dan met melk”, weet Euverink.
Onderzoeksvragen vanuit bedrijven
Het is Euverinks taak om niet alleen de bruikbaarheid van koolhydraten aan te tonen en die geschikt te maken voor productie. Ook het doen van experimenten, het verzorgen van wetenschappelijke publicaties, het aanvragen van patenten en uiteindelijk het opschalen van milligrammen naar kilogrammen kost niet alleen veel tijd, maar ook veel geld. “Kennis toepassen vanuit het lab duurt een aantal jaren. Een toepassing vinden is één ding, opschalen zodat productie op grotere schaal mogelijk is, is nog een heel proces.”
Onderzoek wordt daarom in toenemende mate deels door de overheid en deels door het bedrijfsleven gefinancierd. “Onderzoeksvragen worden dan ook of door onszelf opgesteld, of door bedrijven aangeleverd. Bedrijven hebben belang bij de uitkomsten van onze onderzoeken, omdat die voor hen interessant zijn om hun productie verder te ontwikkelen. Bovendien leiden wij studenten op, die voor hen waardevolle werknemers zijn in de nabije toekomst. Meerdere van onze promovendi werken inmiddels bij bedrijven als Friesland Campina en Avebe.” Researchafdelingen van bedrijven zitten dan ook steeds vaker op de campus van de universiteit. “Bedrijven in de voedingsindustrie, zoals Friesland Campina en Unilever, zijn vertegenwoordigd op de campus van de universiteit in Wageningen.”
De universiteiten werken mee aan het gezonder maken van producten en zorgen tegelijkertijd voor werkgelegenheid. “De tijd is allang voorbij dat de universiteit een ivoren toren was: wij staan midden in de samenleving, we doen maatschappelijk relevant onderzoek en helpen mee de economie te laten groeien. Daarvoor werken we intensief samen met overheden en het bedrijfsleven. Bedrijven met onderzoeksvragen zijn dan ook van harte welkom voor een verkennend gesprek.”
Carbohydrate Competence Center (CCC)
Euverink is aangesloten bij het Carbohydrate Competence Center (CCC), een samenwerkingsverband waarin sinds 2008 naast initiatiefnemers Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en Wageningen University & Research (WUR), ook de NOM (Investerings- en Ontwikkelingsmaatschappij voor Noord-Nederland), Avebe, Friesland Campina, Royal Cosun, HZPC, gemeente Groningen en Provincie Groningen in het eerste uur hebben meegewerkt aan het CCC. “Het CCC wil hoogwaardige kennis op het gebied van koolhydraten ontwikkelen en delen, wereldwijd innovatie bevorderen en bijdragen aan gezonde en duurzame samenlevingen”, vertelt Euverink. “Het is een netwerk, geen fysiek centrum”, benadrukt de onderzoeker. “We hebben al vier onderzoeksprogramma’s afgerond, momenteel worden er drie onderzoeksprogramma’s uitgevoerd. Deze worden medegefinancierd door bedrijven. Twee programma’s maken bovendien deel uit van het partnerschap dat we hebben met de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, de NWO, dat toponderzoek financiert in Nederland.”